woordmelding VVD_161014_Van Bommel Van Dam

Het dossier Museum Van Bommel Van Dam. Een pittig dossier. Een dossier waar niemand zijn vingers aan lijkt te durven branden. Een dossier ook met een lange historie die terug gaat tot 1969. Een dossier dat de laatste jaren regelmatig terug was te vinden op de raadsagenda’s in de gemeente Venlo. Het feit dat het dossier zo vaak terug is gekomen geeft ook aan dat er tot op heden nog geen duidelijke keuze is gemaakt voor de beste toekomst van MVBVD met haar collectie, kennis en kunde.

In april dit jaar werd de raad een transitieplan voorgelegd waarin werd vooruitgelopen op de verzelfstandiging van MVBVD. In het transitieplan werden verschillende scenario’s beschreven. Een samenwerking met het Limburgs museum, werd raadsbreed gezien als een gezonde basis voor de toekomst. Mede ook gebaseerd op de signalen uit de provincie dat er (vanuit het verleden reeds) bereidheid en ruimte was voor investering in het museumkwartier in Venlo. De raad heeft de verantwoordelijk wethouder in mei dan ook gevraagd, toenadering te zoeken tot de provincie Limburg om te onderzoeken hoe de samenwerking van beide musea vorm zou kunnen krijgen.

Hieruit is het bedrijfsplan van augustus 2014 gekomen. Meer museum, meer bezoekers, meer synergie.

Tot onze spijt hebben we moeten constateren dat de verkenning van de mogelijkheden voor de samenwerking heel eenzijdig zijn ingestoken. 
De organisatievorm, de mogelijke consequenties en de mogelijke expositievormen komen uitgebreid aan bod.

In het bedrijfsplan is de financiële paragraaf echter behoorlijk summier en er wordt wel heel makkelijk toegerekend naar de benodigde investering van 6 miljoen euro voor een nieuwe vleugel. Er is reeds een reservering van iets meer dan 1,6 miljoen, daarbij doen we een investering van de provincie en de rest halen we uit het (zoals het wordt genoemd) structurele budget van 1 miljoen euro dat de gemeente zou moeten bijdragen. Dat lijkt op toerekenen naar een gewenste uitkomst.

De bijdrage en de rol van de provincie in het hele stuk blijft beperkt tot een vermoedelijke bijdrage van de eerder genoemde en schijnbaar beschikbare € 750.000,-. Toezeggingen zijn er op dit vlak nog totaal niet. 
En juist hier zou er toch veel meer winst te behalen zijn. Wat is de actieve rol van de provincie in deze casus? Ook het Limburgs museum en daarmee de provincie zouden toch ruimschoots moeten kunnen profiteren van de samenwerking, zoals ook door de heer Van Vulpen van BMC werd onderschreven.

Het plaatje dat er nu ligt voorziet in weer een gebouw, waar door de gemeente de komende 40 jaar in geïnvesteerd zal moeten worden. Daarnaast een structurele bijdrage van nog eens € 750.000,- jaarlijks. 
Al met al 1.000.000 euro wat neerkomt op € 40,- subsidie per betalende bezoeker als de ambitieuze plannen waar worden gemaakt.
Cijfers die in VOC kringen ongetwijfeld de wenkbrauwen doen fronsen.

Juist ook op het VOC vlak liggen nog te verkennen kansen. Hoe kan er samen worden gewerkt met de prachtige culturele instellingen die onze gemeente rijk is. Maak hen en de burgers op deze manier deelgenoot van het museum en de kunstcollectie.
En liggen er niet ook kansen in verrassende samenwerkingen met commerciële partijen als 2 Brüder of ’t Tref waar miljoenen bezoekers per jaar komen? En wat te denken van toepassing van allerlei nieuwe technieken.

Stap 1 zou echter moeten zijn terug te gaan naar de onderhandeltafel om de rol en de voordelen voor de provincie ook de kwantificeren, waarbij de insteek zou moeten zijn de volledige exploitatie te laten vallen onder de vleugels van het Limburgs Museum en een flinke besparing op de jaarlijkse kosten gerealiseerd zou moeten worden.

Het stuk, dat voor ligt, is wat ons betreft niet rijp voor behandeling op 29 oktober in de besluitvormende vergadering

Mijn vraag is wat de andere fracties hier van vinden.
Moeten wij de wethouder niet een aantal kaders meegeven waarvan wij vinden dat daarbinnen een oplossing gezocht moet worden.

Tot zover voorzitter